Brief van de kardinaal voor de 40-dagentijd

‘Met lege handen staan’

Brief voor de Veertigdagentijd 2020
Willem Jacobus kardinaal Eijk, aartsbisschop van Utrecht

Broeders en zusters in Christus Jezus onze Heer,

“God probeert voortdurend om ons goede dingen te geven, maar onze handen zijn te vol om deze geschenken aan te nemen.”

Dit citaat – vermoedelijk ten onrechte toegeschreven aan de heilige Augustinus – geeft kernachtig het belang van de Veertigdagentijd weer. Want de mens is vaak bepakt en bezakt, zowel fysiek als geestelijk. Onze handen zijn vol, enerzijds met spullen die we altijd en overal kunnen bestellen (‘vandaag besteld, morgen in huis!,’ zoals de reclames beloven), anderzijds met geestelijke zaken: onze verlangens, onze angsten, onze zorgen klein en groot.
Kortom, we hebben onze handen vol aan het dagelijkse leven. Daardoor bestaat het gevaar dat we onvoldoende tijd inruimen voor God en voor wat Hij ons te zeggen en te geven heeft. Zelfs de zondagse Eucharistieviering komt geregeld in het gedrang – er is immers zoveel dat om tijd en aandacht vraagt. Juist daarom is de Veertigdagentijd zo’n welkome en vruchtbare periode in het leven van de christen. We maken ons in deze weken leeg van wat bijkomstig is en stemmen onze innerlijke antenne weer meer af op God, die door de ruis van de dagelijkse beslommeringen vaak moeite heeft ons te bereiken. Maar God is barmhartig en vol geduld. Hij wacht steeds op onze terugkeer, zo blijkt ook uit de woorden van de profeet Joël: “Keert tot Mij terug, van ganser harte, met vasten, met geween en met rouwklacht. Scheurt uw hart en niet uw kleren, keert terug tot de HEER uw God, want genadig is Hij en barmhartig, lankmoedig en vol liefde … ” (Joël 2,12-13).

Deze oproep van Joël lezen we elk jaar op Aswoensdag, de start van de Veertigdagentijd. De dag ook waarop we het ‘askruisje’ op ons voorhoofd getekend krijgen. Bij het opleggen van de as kan de priester of de diaken ons herinneren aan onze sterfelijkheid of ons aansporen ons te bekeren en meer volgens het Evangelie te gaan leven. Door ons te herinneren aan onze sterfelijkheid waarschuwt de priester of diaken die de as oplegt ons dat ons leven in leegheid eindigt als we niet uitkijken. Dit kunnen we voorkomen door ons te bekeren en volgens het Evangelie te gaan leven. Zo nodigt de priester of diaken ons door het opleggen van het askruisje uitwendig uit opdat wij innerlijk een tijd van boete, bekering en gebed ingaan. Daarmee proberen we God weer centraal te stellen in ons leven en de vriendschappelijke band met Hem aan te halen. Want “de mens was, zoals wij weten, geschapen om vriend van God te zijn” (paus Benedictus XVI tijdens de Aswoensdag catechese op 21 februari 2007).
“Bekeert u en gelooft in het Evangelie,” luidt de oproep van de evangelist Marcus, een oproep die sterk met Aswoensdag is verbonden. Het Evangelie is de Blijde Boodschap die Christus ons heeft verkondigd en die ons van een leeg leven, vooral als gevolg van de zonde, bevrijdt. Door Zijn menswording, lijden, sterven en verrijzen heeft Hij de dood overwonnen, Hij is onze Redder. Maar daar laat Hij het niet bij. Zijn boodschap heeft invloed op ons leven hier en nu en de keuzes die we maken. Christus is in moderne termen gezegd een influencer, die invloed uitoefent op het gedrag van Zijn volgers.

Vergelijkbaar dus met sommige influencers die actief zijn op sociale media. Deze social influencers lopen via onder andere video’s en foto’s met hun leven te koop. Letterlijk, want vaak gaat het om het aan de man of aan de vrouw brengen van producten. Spullen die onderdeel zijn van een geweldig en vooral fotogeniek leven met mooie vrienden, lekker eten, verre reizen. Maar deze zaken maskeren – wanneer het inderdaad alleen daarom draait – slechts de leegte van hun leven. Dat is dan de glanzende buitenkant van het bestaan, terwijl Christus Zijn invloed juist aanwendt ten behoeve van onze binnenkant. Hem gaat het niet om wat we hebben, maar om wie we zijn.
Christus spoort ons aan om het goede te doen en het is niet nodig om daarmee te koop te lopen. Integendeel, zoals in de Evangelielezing van Aswoensdag staat geschreven: “Beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen, om de aandacht te trekken; anders hebt gij geen recht op loon bij uw Vader die in de hemel is. Wanneer gij dus een aalmoes geeft, bazuin het dan niet voor u uit zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat, opdat zij door de mensen geprezen worden” (Matteüs 6, 1-2).

In de Veertigdagentijd staat in elke viering de boodschap van boete en bekering centraal. Zo worden we steeds opgeroepen om onze band met de verrezen Heer te versterken. Zo benadrukte in 2007 ook paus Benedictus XVI: “De Veertigdagentijd is dus een gelegenheid om ‘opnieuw christenen te worden’, door een voortdurend proces van innerlijke verandering en van vooruitgang in de kennis en de liefde van Christus. De bekering is nooit eens en voorgoed, maar is een proces, een innerlijke weg gedurende heel ons leven. Deze weg van evangelische bekering mag zich natuurlijk niet beperken tot één bijzondere periode per jaar: het is een weg voor elke dag, die heel de levensboog moet omvatten, elke dag van ons leven” (paus Benedictus XVI, Aswoensdagcatechese op 21 februari 2007).
Maar de werkelijkheid is weerbarstig. Zo weten we bijvoorbeeld allemaal hoe moeilijk het is om zomers na afloop het vakantiegevoel vast te houden. De eerste dagen gaat het nog, dan slaan de dagelijkse sleur en de werkdruk toe en vragen we ons verbaasd af waar de gevonden ontspanning van de vakantie zo snel gebleven is. Dat gevaar loopt ook onze hervonden relatie met Christus, als de Veertigdagentijd en het daaropvolgende Paastriduüm voorbij zijn. Houden we het dan vol om de relatie met Hem te onderhouden?

Paus Franciscus benadrukte vorig jaar in zijn boodschap voor de Veertigdagentijd de onschatbare waarde van ons gelijkvormig worden aan Christus: “De viering van het Paastriduüm van het lijden, de dood en de verrijzenis van Christus, het hoogtepunt van het liturgisch jaar, roept ons telkens op om een weg van voorbereiding te beleven, in het bewustzijn dat ons gelijkvormig worden aan Christus (vgl. Rom. 8, 29) een gave van onschatbare waarde is van Gods barmhartigheid.”
Daarom is het cruciaal om ook na de Veertigdagentijd de persoonlijke band met Christus te blijven onderhouden. De wekelijkse Eucharistieviering is daartoe bij uitstek geschikt. Hierin horen we Gods Woord en ontmoeten en ontvangen we Gods mens geworden Woord onder de gedaanten van brood en wijn. Dit verdrijft elke leegheid en geeft de diepste vervulling van ons leven die tijdens ons aardse bestaan bereikbaar is. Om die reden is in het Aartsbisdom Utrecht in de periode van 1 december 2019 tot 22 november 2020 het Jaar van de Eucharistie uitgeroepen. Dit jaar is bedoeld om ons wakker te schudden voor de komst van Jezus in het sacrament van de Eucharistie. Om ons opnieuw of dieper bewust te maken van de Eucharistie als het kostbaarste geschenk dat God ons in dit leven geeft.
Nergens kunnen we sacramenteel Christus dichter naderen dan in de Eucharistie ofwel Heilige Mis, waarin Hij de gedaante aanneemt van Brood en Wijn en waarin wij door onze deelname aan de Communie aan Hem gelijkvormig kunnen worden. Die gelijkvormigheid stelt ook eisen aan ons: na de Mis gaan we de wereld in, om Zijn boodschap te verkondigen en in Zijn naam goede werken te doen.

We staan vandaag aan het begin van de Veertigdagentijd met lege handen, om onszelf de kans te geven Gods geschenken te ontvangen. Ik bid dat we hetgeen Hij ons de komende periode biedt met beide handen aangrijpen, zodat we als christenen groeien in onze relatie met Hem.

Utrecht, Aswoensdag 26 februari 2020

+ Willem Jacobus kardinaal Eijk,
Aartsbisschop van Utrecht

Klink hier voor de digitale brief

Facebook
Twitter
LinkedIn