Hardenberg

Gods liefde en verantwoordelijkheid is als een Adelaar

Weinig emoties zitten zo diep verankerd als de ouderlijke drang om een kind te beschermen, bij zowel dieren als mensen. Zo is te zien dat families van Afrikaanse olifanten een cirkel vormen om een
kwetsbaar kalfje heen als er gevaar dreigt. Ook in de menselijke maatschappij staan ouders vaak klaar om hun kinderen tegen gevaren in bescherming te nemen.
Zelfs één van de meest atypische families ter wereld, de Britse koninklijke familie, laat dit gedrag zien op een verrassend typische manier. Omdat deze familie voortdurend in de aandacht is van de
roddelpers, staat zij onder constante hoogspanning. Tegen zo’n leven willen ze hen beschermen.
In de Bijbel wordt het instinct van mens en dier om jongen te beschermen tegen gevaar als beeld voor Goddelijke bescherming gebruikt. Neem bijvoorbeeld het volgende vers: Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht (Ex. 19 vers 4).
Op het eerste gezicht lijkt dit vers niet te gaan over ouderlijke liefde. Maar daar dachten een aantal rabbijnen uit de eerste eeuwen na Christus anders over. Ze gingen beredeneren waarom de tekst het
hier over adelaarsvleugels heeft en niet over, zeg, kraaienvleugels. Het verschil is volgens de rabbijnen dat kraaien en andere vogels hun jongen tussen hun poten dragen, terwijl de adelaar zijn jongen op zijn
vleugels draagt. (Inmiddels weten we dat dit niet echt zo is, maar vermoedelijk alleen zo lijkt van onderaf bekeken.) De adelaar hoeft namelijk geen gevaar van andere vogels boven hem te vrezen. Alleen
de mens kan hem met zijn pijlen raken. Door de jongen op zijn vleugels te dragen, beschermt de adelaar hen voor de pijlen die van onderaf komen. Op een gelijkaardige manier heeft God zijn volk beschermd tegen de gevaren die het bedreigden.
Het is een prachtig beeld: God draagt ons als op adelaarsvleugels. God beschermt zijn volk met ouderlijke liefde. Met zelfopofferende liefde zelfs, volgens de rabbijnen: de adelaar vangt de pijlen namelijk op zodat zijn jongen ongedeerd blijven. Huub Oosterhuis geeft zijn eigen draai aan dit beeld in het bekende lied ‘Die mij droeg’: Die mij droeg op adelaarsvleugels, die mij hebt geworpen in de ruimte, en als ik krijsend viel, mij ondervangen met uw wieken en weer opgegooid, totdat ik vliegen kon op eigen kracht.

Als gelovigen zijn we geen passieve kinderen die voor altijd ‘bemoederd’ moet worden. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de adelaarsjongen zelf kunnen vliegen en grote adelaars worden (’totdat ik vliegen kon op eigen kracht’). Daarom krijgen we de vrijheid om zelf op weg te gaan. Maar soms gaat het ook mis en gaan we vreemde goden aanbidden. Blijkbaar is Gods ouderlijke liefde niet alleen beschermend, maar ook bevrijdend (‘die mij hebt geworpen in de ruimte’). We krijgen zelfs de ruimte om te vallen in de aanbidding van vreemde goden.
De mate van bescherming die ouders aan hun kinderen geven bevindt zich, gemeten aan dit voorbeeld, idealiter dus ergens tussen de twee uitersten van totale bescherming en totale passiviteit in. Dat is treffend
beschreven door Rabbijn Edwin Friedman, in een parabel. Baby Vogel moet leren vliegen van mama en papa Vogel, maar hij blijft maar vallen. En steeds wanneer zijn ouders hem weer opvangen, denkt hij bij zichzelf: “ik weiger om met mijn vleugels te klapperen, alleen omdat zij dat willen.” Op een ochtend waren mama en papa Vogel weg. Baby Vogel dacht bij zichzelf: “hoe durven ze!” Hij zou het alleen toch niet redden? Hij besloot het hun betaald te zetten en sprong naar beneden. Maar terwijl hij naar beneden tuimelde, begonnen zijn vleugels oncontroleerbaar te klapperen. Hij probeerde ze nog terug te stoppen, maar al snel zweefde hij door de lucht.
Deze fabel toont hoe over-verantwoordelijk handelen een ongewenste uitwerking kan hebben. Tegelijkertijd was het Baby Vogel ook niet gelukt om te vliegen als de ouders helemaal niets hadden gedaan of gezegd. De kunst van de ouderlijke liefde is blijkbaar om de vruchtbare middenweg te vinden. Daar hoort bescherming tegen gevaar bij maar ook vrijheid om zelf met gevaren om te gaan. Ook in de rabbijnse parabel zien we beide elementen terug, hoewel de ouderlijke bescherming de focus is.
Wij maar ook papa en mama Vogel: allemaal bevinden wij ons ergens op de schaal tussen aan de ene kant over-verantwoordelijk ouderlijk handelen en aan de andere kant passiviteit. Allemaal willen we
daarmee vruchtbaar gestalte geven aan de liefde voor kinderen. De rabbijnen proberen daarnaast, via een parabel een beeld te schetsen van Gods beschermende en bevrijdende liefde. Die lijkt volgens hen
veel op de vaderlijke liefde van een man die zijn zoon voor zich uit laat lopen, maar hem bij dreigend gevaar op zijn schouders tilt. Alleen bij concreet gevaar neemt de vader zijn zoon in bescherming, en niet
constant. De beschermende liefde van God, uitgedrukt met het beeld van de adelaar die zijn jongen op vleugels draagt, perkt onze vrijheid dus niet volledig in.
Bovenstaande leert mij daarom dat Gods liefde niet overbezorgd en daarmee verstikkend is, maar ons in de ruimte zet, om eindelijk zelf te vliegen.
Pastor Hans de Vries