Dalfsen

Brief voor de Veertigdagentijd 2021

Willem Jacobus kardinaal Eijk, aartsbisschop van Utrecht

 

Broeders en zusters in Christus Jezus onze Heer,

We leven in zware tijden. Onze samenleving is tijdens de coronaviruspandemie op drift geraakt. Terwijl de tweede golf van besmettingen nog niet eens voorbij is, zien we al een derde golf op ons afkomen. Het blijft voorlopig ‘alle hens aan dek’. Ook het kerkelijk leven lijdt ernstig onder deze pandemie. Vorig jaar waren onze kerkgebouwen enkele maanden niet toegankelijk voor publieke vieringen. Daarna was er stapsgewijs meer mogelijk, volgens een strikt protocol, momenteel geldt een maximum van dertig aanwezigen bij een viering.

In deze onwerkelijke, want bizarre, werkelijkheid begint met Aswoensdag de Veertigdagentijd waarin wij ons voorbereiden op het hoogfeest van Pasen. Van oudsher vraagt de Veertigdagentijd ons om innerlijk ‘voor anker te gaan’, dat wil zeggen: het is een periode van verstilling, bezinning en onthouding. Onthouding kan in de huidige omstandigheden een overbodige oproep lijken: we leven immers in een tijd waarin we ons al van zoveel dingen moeten onthouden: het (openbare) leven ligt grotendeels stil. Veel scholen zijn dicht, bijeenkomsten zijn afgelast, winkels zijn gesloten, de mogelijkheid om op bezoek te gaan of bezoek te ontvangen is zeer beperkt, mensen werken zoveel mogelijk thuis. Velen vrezen voor hun baan, werk of bedrijf. Anderen werden en worden nog steeds ernstig ziek door het coronavirus of verloren een dierbare aan deze ziekte. Er heerst verdriet, gemis, eenzaamheid, onzekerheid, niet in de laatste plaats ook bij veel kinderen en jongeren. Hoe vinden we in die omstandigheden de houding van bekering naar God, waartoe de Veertigdagentijd ons oproept?

Het is goed om ons te realiseren dat wie in de Veertigdagentijd innerlijk ‘voor anker gaat’, niet alleen kiest voor een periode van verstilling maar met dat anker ook zijn hoop vestigt. Het anker is immers het christelijke symbool van de hoop en onze hoop is gevestigd op de Heer: “De hoop is het veilige en vaste anker van onze ziel. Zij dringt door binnen het heiligdom, waar Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan …” (Hebr. 6,19-20). Kortom: het ankerpunt van de hoop is niets minder dan de Hemel. Jezus leeft, Hij is waarlijk verrezen: dat is de boodschap van Pasen. En Hij wil ons in de verrijzenis laten delen: deze begint bij het doopsel en vindt zijn voltooiing bij onze verrijzenis op het eind der tijden en bij ons eeuwig leven in Gods Vaderhuis, als wij Hem volgen. Op de Hemel richten we onze hoop. Dat Jezus deze hoop verwezenlijkte door zijn Kruisdood en verrijzenis, vieren we op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Pasen. Daar leven we vanaf Aswoensdag veertig dagen lang naar toe.

Daartoe is het belangrijk om ruimte en tijd vrij te maken voor onze relatie met de Heer. Het is bekend: het moet in een relatie van twee kanten komen. Welnu, aan de Drie-ene God zal het niet liggen. God kijkt naar ons uit, ook als we jaren dwalen voordat we bij Hem thuiskomen (vgl. de parabel van de verloren zoon, Lc. 15,11-32). Gods Zoon gaat actief op zoek naar ons en overbrugt de afstand die er tussen Hem en ons bestaat. Zoals toen Jezus in Jericho in een boom de rijke belastingambtenaar Zacheüs ontwaarde: “Toen Jezus bij de plaats kwam, keek Hij omhoog en zei tot hem: ‘Zacheüs, klim vlug naar beneden, want vandaag moet ik in Uw huis te gast zijn.’ Zacheüs kwam snel naar beneden en ontving Hem vol blijdschap” (Lc. 19,5-6). En de Heilige Geest waait als instrument van bekering en brenger van troost en hulp waarheen Hij wil (vgl. Joh. 3,8). Het is aan ons om de Heilige Geest in ons toe te laten en Zijn zuiverende werk te laten doen.

Wij op onze beurt kunnen God in de Veertigdagentijd naderen in ons gebed. We bevinden ons daarbij in goed gezelschap. Zo reisde de profeet Elia veertig dagen naar de berg, waarop God aan hem zou verschijnen (1 Kon. 19,1-18). En Jezus trok zich veertig dagen terug in de woestijn, om zich daar vastend en biddend voor te bereiden op Zijn zending (Lc. 4,1-13). Ook tijdens Zijn openbare leven zocht Jezus de eenzaamheid om te bidden (Lc. 5,16) en op de Olijfberg, toen Zijn arrestatie aanstaande was, bad Hij intens tot Zijn Vader (Lc. 22,39-46). Zoals Christus Zijn boodschap van hoop en liefde voor ons heeft achterlaten, zo kunnen wij in gebed onze boodschap bij Hem achterlaten, in het vertrouwen dat Hij luistert.

Ook onze angsten, mislukkingen en teleurstellingen kunnen we in deze biddende dialoog bij Hem neerleggen. Daaraan hebben we in deze onzekere tijden misschien wel extra behoefte. “Verspil nooit een goede crisis” (Never waste a good crisis) is een advies van Winston Churchill dat we op ons eigen biddende leven kunnen toepassen. De coronacrisis heeft aangetoond dat de wereld minder maakbaar is dan velen dachten. Ook de maakbaarheid van ons eigen leven blijkt beperkt. We zijn geneigd onze successen te benadrukken, terwijl we vergeten dat we slechts woekeren met de talenten die we ontvangen hebben (vgl. Mt. 25,14-30). We moeten naar vermogen werken, maar kunnen onszelf niet gelijkschakelen aan het resultaat: “Wat heb je dat je niet gekregen hebt? En als je alles cadeau gekregen hebt, waarom die drukte alsof alles van jezelf kwam?” (1 Kor. 4,7). De coronaviruspandemie drukt ons met onze neus op de feiten.

God vraagt ons Zijn liefde zonder voorbehoud te beantwoorden en Hij doet daartoe ook uitdrukkelijk een beroep op ons: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is dit: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf. Er is geen ander gebod voornamer dan deze twee” (Mc. 12,30-31). Dit tweede gebod is tijdens deze coronacrisis extra urgent. Want in het kielzog van de coronaviruspandemie is een tweede pandemie gaande: de groeiende eenzaamheid. Deze treft zowel ouderen als jongeren. Eenzaamheid doet niet aan leeftijdsdiscriminatie, alle generaties lijden onder het wegvallen van sociale contacten. Nu al doen veel gelovigen in onze parochies hun uiterste best om mensen nabij te zijn. Ik roep iedereen op dit te blijven doen, ook na deze crisis. Niet iedereen zal op eigen kracht uit zijn isolement kunnen komen. En de realiteit is dat de toegenomen schermtijd via computer en telefoon geen volwaardige vervanger is voor echt contact.

Dat laatste geldt ook voor de vieringen, die in deze coronatijd veelvuldig via een livestream zijn te volgen. Dit is een belangrijk hulpmiddel, maar geen blijvend alternatief. Want hoewel we in gebed tot Christus kunnen naderen, overbrugt Hij de afstand tot ons pas totaal in de Eucharistie die we ontvangen. In de Eucharistie worden we eenvormig met Christus. Paus Franciscus wees op 3 februari jl. tijdens zijn wekelijkse catechese op het belang van de liturgie. Hij zei: “De liturgie is een daad die de hele christelijke ervaring en dus ook het gebed grondvest. Het is een gebeurtenis, het gebeurt, het is aanwezigheid, het is een ontmoeting. Het is een ontmoeting met Christus. Christus stelt zichzelf aanwezig in de Heilige Geest door middel van de sacramentele tekenen: vandaar de noodzaak voor ons christenen om deel te nemen aan de goddelijke mysteries. Een christendom zonder liturgie, durf ik te zeggen, is misschien een christendom zonder Christus.”

Daarom mijn oproep: probeer waar mogelijk in deze coronatijd de Eucharistieviering bij te wonen, evenals andere bijenkomsten van liturgie en gebed, waaronder de aanbidding van het Allerheiligst Sacrament om in stilte bij onze Heer Jezus te verwijlen, en om na deze crisis de zondagse kerkgang te hernemen. Christus kijkt naar ons uit!

Naast de twee genoemde pandemieën zou ik ten slotte op nog een pandemie willen wijzen die in West-Europa al decennialang woekert: die van de massale geloofsafval. Hierdoor hebben de meeste West-Europeanen het veilige en vaste anker van hun ziel losgelaten. De Veertigdagentijd en de coronaviruspandemie, die duidelijk maakt dat we ons leven toch niet zo in eigen hand hebben als we dachten, kunnen ons helpen dat anker voor de ziel met zijn ankerpunt in de Hemel terug te vinden. Hier geldt helemaal: never waste a good crisis.

Broeders en zusters, we hebben in Nederland momenteel een gezamenlijke tunnelvisie. Die tunnel is de coronacrisis en het licht aan het eind ervan zijn de vaccins. Wij christenen delen in die hoop maar richten in de Veertigdagentijd onze hoop op nóg een licht: het eeuwig licht van Pasen, van oudsher gesymboliseerd door het Paasvuur dat in de Paasnacht wordt ontstoken en de daaraan ontstoken paaskaars, het symbool van de Verrezen Christus. In dat licht wens ik u allen veel kracht en vooral hoop toe in deze moeilijke tijden en een vruchtbare voorbereiding op het hoogfeest van Pasen.

In gebed verbonden,

 

 

+ Willem Jacobus kardinaal Eijk,

Aartsbisschop van Utrecht

 

Utrecht, Aswoensdag 17 februari 2021