Dalfsen

Bezinningsdag zaterdag 15 januari 2022

Bezinningsdag met het thema: “Puzzelen met Maria”

Heel ons leven zijn wij aan het puzzelen, puzzelen van alle gebeurtenissen tot een geheel verhaal. Één van ons voorbeeld is Maria. we lezen in de Schrift, was een vrouw die alles wat haar overkwam in haar hart bewaarde, alles woog, om dáár de diepte van dat alles te peilen en te zoeken naar wat dat alles haar van Gódswege te zeggen had. Een vrouw dus die niet wegliep voor het onbegrijpelijke dat ze moest meemaken. Op een menselijke manier beleeft ze haar roeping en toch met groot geloof durft Maria te zeggen: ‘Mij geschiede, God, naar Jouw woord.’ Om het zó te laten gebeuren: Gods Woord dat in háár leven van vlees en bloed méns werd, letterlijk. Zoals ook wíj dat moeten doen: Gods Woord mens te laten worden in óns mensenleven. Wij gaan verder puzzelen met haar om ons leven te spiegelen op haar leven: de ontmoeting met Elisabeth, de geboorte van Jezus in Bethlehem, de bruiloft te Kanna, opzoek naar verloren Jezus in de tempel en ………, haar ontmoeting met Jezus op de kruisweg, toen Maria onder het kruis staat en Pinksteren.

Programma:
10.00 uur ontvangst met wat ‘lekkers’
10.30 uur ‘gedachte’ aan Maria
11.00 uur ‘puzzelen’ met Maria
12.30 uur maaltijd
13.30 uur ‘wandelen’ met Maria
14.00 uur ‘vertellen’ met Maria
15.00 uur koffie
15.30 uur ‘vieren’ met Maria
16.00 uur vertrek

om met haar ervaring spiegelen wij ons ons leven

Het begin dus. Een verhaal over geloven. Twee vrouwen, allebei zwanger, die het aandurven: gelóven. Geloven is een soort zwangerschap, durven leven uit een belofte die je ín je meedraagt. Déze belofte: er zal iets níeuws komen, níeuw leven, echt níeuw leven dat geen eeuwige herhaling van hetzelfde is. Een mens draagt dat verlangen, die belofte in zich mee, maar is er niet zelf de verwekker van, enkel de drager. Elizabeth en Maria: een oude en onvruchtbare vrouw en een nog jonge die beiden weten: zo’n nieuw begin kunnen we onmogelijk zélf maken. Ze staan beiden aan het eind van de lange rij aartsmoeders, van Sarah af tot hier en heden. Als levende symbolen: mensen zijn als het op écht leven aankomt, leven dat de naam ‘leven’ verdient, uiteindelijk machteloos; de beste plaatsen in de mensenwereld worden nog altijd ingenomen door mensen met de sterkste ellenbogen, en vult u zelf maar aan. Maar déze twee blíjven geloven in en vertrouwen op een nieuw begin. Hun leven is zwanger van een belofte.

Die twee ontmoeten elkaar. Maria draagt haar nog ongeboren kind naar Elizabeth, en Elizabeth herkent in háár wat haarzélf is overkomen. Ze herkennen de éne belofte waar ze beiden zwanger van zijn. Hun ontmoeting laat zien wat er gebeuren moet in de ontmoeting van leerlingen van Jezus, want Maria is hún moeder. Wederzijdse herkenning. Ieder van ons draagt het woord van God in zich, want Gód is de verwekker van wat léven is in ons. Hij blaast mensen zijn eígen levensadem in: zijn capaciteit om lief te hebben. Maria en Elizabeth herkennen die levensbelofte die ieder in zich draagt: wat jíj draagt is een belofte voor míj, wat ík draag een belofte voor jóu. Waar leerlingen van Jezus elkaar zó ontmoeten, ontstaat nieuw leven, tegen álle verdrukking in en tegen de klippen op.

Daarom zingen die twee vrouwen een lied, een lied dat de wereld van ‘altijd weer hetzelfde liedje’ tegenspreekt. Een tróts lied. Een lied over de opheffing van machtsverhoudingen tussen mensen en over machtigen die verlaagd en vertrapten die verhoogd worden. Een lied over iets nieuws, een nieuwe wereld, een nieuwe mens die geboren zal worden: de hemel op aarde. Een ópstandingslied, een profetie. Geen weergave van een stand van zaken, maar een aanwijzing hoe mensen bedoeld zijn: als ik én jij, beeld van God.

Maria is de moeder van alle gelovigen, zij staat voor de kerk, de verzameling van leerlingen. Wat in haar nog belofte is, moet ook in óns tevoorschijn komen. De kerk is, net als Maria, klein, onbeduidend, en zeker in onze contreien wordt ze steeds kleiner en onbeduidender. Maar in de schoot van haar geloof leeft de zekerheid van de belófte. De kerk is geen organisatie die met spierkracht het rijk van God van de grond moet tillen, geen uitbaatster van een rijk aanbod aan religieuze artikelen. De kerk is Maria: een warme schoot waarin verlangens en verwachtingen worden gekoesterd over wat van Gód moet komen omdat mensen er onmachtig toe zijn.

Wíj zijn kerk, hier in Denekamp, gemeenschap van gelovigen. Maria is ons voorbeeld, het voorbeeld van we zíjn en vooral nog moeten worden: gelóvigen die een geloofswaarheid koesteren die tot in de hemel reikt, tot in Gods eigen domein. ‘Heersers wordt de troon ontnomen, mensen van niets worden verheven, die hongeren naar gerechtigheid overladen met het goede der aarde.’ Zó komt Maria in het Paasverhaal voor, zó komen wíj in het Paasverhaal voor.

Gewoon, door te beginnen met erin te gelóven: íeder mens draagt de goddelijke capaciteit in zich om anderen lief te hebben zoals God, ik en jij; niemand afschrijven; altijd blijven hopen; elke dag het Magnificat zingen, zeggen en bidden; en Gods geboorte durven zien in een mens die tot zijn recht komt, onterechte mensen voorop. Ermee begínnen is genoeg. Want door ermee te begínnen treed je al de hemel binnen. Zoals Maria. AMEN

Wanneer je de evangelies doorleest, zul je merken dat er in de loop van dat verhaal steeds mínder over Maria als moeder van Jezus gezegd wordt. Ná het lijdensverhaal horen we zelfs niets meer over haar, ook in de Paasverhalen komt ze niet voor. Heel stilletjes verdwijnt ze uit het zicht. Waar is ze gebleven? Ze is iemand anders geworden. Want op het kruis gaf Jezus zijn moeder weg aan zijn geliefde leerling, aan óns dus. Hij zei tegen Maria: ‘Vrouw, kijk goed, dát is je zoon.’ En tegen de leerling: ‘Kijk goed, dát is je moeder.’ Ze is dus ónze moeder geworden, zij in de hemel, wíj op aarde.