Dalfsen

Nederlandse bisschoppen: ‘vluchtelingen mogen een beroep op ons doen’

Dagelijks komen er nieuwe vluchtelingen uit Oekraïne Nederland binnen. Er is een grote bereidheid om hen te helpen. Veel vrijwilligers nemen initiatieven om hen in de plaatselijke gemeenschap te verwelkomen. Ook vanuit parochies zijn er activiteiten om onderdak te bieden aan vluchtelingen. De Nederlandse R.-K. bisschoppen zijn dankbaar voor deze inzet en schrijven in een pastorale brief aan de parochies: ‘vluchtelingen mogen een beroep op ons doen.’

‘Christus laat ons zien wat broederlijke en zusterlijke liefde is en roept ons op vluchtelingen in die geest te ontvangen. Laten we die uitdaging met vertrouwen en in geloof en gebed aangaan’,  schrijven de bisschoppen.

Zij noemen het een ‘groot onrecht’ wat de vluchtelingen overkomt en zeggen dat er een zware verantwoordelijkheid rust op de internationale gemeenschap om de vrede en de mondiale gerechtigheid te herstellen en te handhaven. Ook uiten zij hun ‘grote waardering voor de inzet van velen binnen en buiten onze geloofsgemeenschap, beroepskrachten en vrijwilligers, die zich inspannen voor een menswaardige opvang van mensen in nood uit Oekraïne.’

Persoonlijke ontmoeting

Ook herinneren de bisschoppen aan de herhaalde oproep van paus Franciscus, namelijk om de vluchtelingen persoonlijk te ontmoeten. ‘Veel vluchtelingen komen uit een oorlogsgebied, zijn gescheiden van hun familie, en dragen ervaringen van geweld en verschrikkingen met zich mee. Laat weten dat wij om hen geven door een luisterend oor en onze aandacht en onze daadwerkelijke bereidheid om hen bij te staan. Zij mogen een beroep op ons doen.’

De bisschoppen vragen om in gebed verenigd te blijven voor de vrede in Oekraïne en in heel de wereld. ‘We bidden met u om een einde van de oorlog, dat vluchtelingen uiteindelijk weer veilig naar huis terug kunnen keren. Denken wij hier ook aan alle soldaten die de strijd ingestuurd zijn. Moge God spoedig de ware en blijvende vrede schenken, op voorspraak van Maria, Koningin van de vrede.’