Slagharen

Brief voor de Veertigdagentijd 2025

‘Voortgaan op de ingeslagen weg’

 Brief voor de Veertigdagentijd 2025
 Willem Jacobus kardinaal Eijk, aartsbisschop van Utrecht

Broeders en zusters in Christus Jezus onze Heer,

Op Aswoensdag begint de Veertigdagentijd: een tijd van bidden, vasten, boete doen en edelmoedigheid betrachten tegenover minderbedeelde medemensen. We proberen in deze periode afstand te nemen van de genoegens en verleidingen die ons afhouden van wat er echt toe doet. Dat maken we concreet door bijvoorbeeld minder te snoepen en te snacken of door minder uren turend naar het scherm van onze mobiele telefoon door te brengen. Op die manier verschaffen we onszelf de ruimte om ons meer te richten op God en op onze medemens. We gaan daarmee in op een niet mis te verstane uitnodiging van God: “Keert tot Mij terug, van ganser harte, met vasten, met geween en met rouwklacht. Scheurt uw hart en niet uw kleren, keert terug tot Jahwe, uw God, want genadig is Hij en barmhartig, lankmoedig en vol liefde …” (Joël 2,12-13).

Kracht van de herhaling
De Veertigdagentijd dient zich elk jaar weer aan en is één van de vier ‘sterke tijden’ in het kerkelijk jaar. Waarom is het zo belangrijk voor ons geloofsleven om elk jaar opnieuw gehoor te geven aan deze uitnodiging van God? Als we ons met ziel en zaligheid in de praktijk van de Veertigdagentijd storten en er veertig dagen lang goede gewoontes op nahouden, zijn we dan na afloop niet klaargestoomd voor een nieuwe start die ons de rest van ons leven op het rechte pad van het geloof houdt?
Dat is een te eenzijdige kijk op de Veertigdagentijd. Het gaat in deze periode namelijk niet primair om het aanleren van nieuwe en het afzweren van oude gewoontes (al kan dat een waardevol neveneffect zijn). Nee, de Veertigdagentijd is ten diepste de voorbereidingstijd op het Hoogfeest van Pasen, waarin we toeleven naar de viering van de overwinning op de dood die Christus voor ons behaald heeft. De kracht van de Veertigdagentijd schuilt juist in de herhaling – elk jaar weer prepareren we ons innerlijk op het Hoogfeest van Pasen.
Deze veertigdaagse voorbereidingstijd op Pasen is een reis, een pelgrimstocht zoals ons hele leven dat is. En het is geen reis zonder gevaren. Onderweg zijn er vele momenten waarop we van koers kunnen raken door wereldse afleidingen. Soms zijn er zelfs periodes van spirituele droogte, waarin we nog wel weten wat we geloven, maar het niet meer in ons hart ervaren. Dan is het belangrijk om toch koers te houden en standvastigheid te tonen. Op die momenten komt ook de kracht naar voren van het deel uitmaken van een geloofsgemeenschap – wie zelf tijdelijk moeite heeft met bidden, weet dat er anderen zijn die voor hem of haar bidden.

Brullende leeuw
Dat de weg niet ongevaarlijk is, laat de Evangelielezing (Lc. 4,1-13) op de eerste zondag van de Veertigdagen-tijd zien. Deze beschrijft Jezus’ veertigdaagse verblijf in de woestijn. Hij at al die dagen niets en werd in die periode drie keer op de proef gesteld door de duivel. Zo daagde deze Jezus uit om stenen in brood te veranderen, hetgeen Hij weigerde: “De mens leeft niet van brood alleen,” was Zijn antwoord. Daarop voerde de duivel Hem omhoog en bood Hem alle koninkrijken der wereld aan: “Als Gij dus in aanbidding voor mij neervalt, zal het in zijn geheel van U zijn.” Toen antwoordde Jezus hem: “Er staat geschreven: De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen.” En ook de uitdaging om zich van de tempelpoort te storten omdat de engelen Hem toch wel voor een val zouden behoeden, wees Christus af: God mag niet op de proef gesteld worden.
Christus werd uitgedaagd en verleid om van het juiste pad te gaan, maar Hij bleef trouw aan de opdracht die Hij van zijn Vader ontvangen had. Ook in ons leven dient het kwaad zich aan. De ervaring is dat wij daar vaak geen weerstand aan kunnen bieden. Daarom waarschuwt Petrus ons voor de duivel: “Uw vijand de duivel zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi om te verslinden.” (1Petr. 5,8). Het beeld van de duivel als een brullende leeuw is treffend en geeft goed weer dat hij op onze ondergang uit is. Hij manifesteert zich echter niet met leeuwengebrul. Het kwaad doet zijn werk zoetgevooisd, kan op het oog overkomen als juist iets goeds en dringt op kousenvoeten ons bestaan binnen, stapje voor stapje. Zo gaat kwaadspreken doorgaans op fluistertoon (afgezien van sommige luide en duidelijke stemmen op sociale media die iedereen de maat nemen). Eén van de bijnamen van de duivel is daarom de verleider, zoals Matteüs hem noemt in zijn versie van het verhaal over Jezus’ verblijf in de woestijn (Mt. 4,3). Het vraagt om voortdurende waakzaamheid om de verleidingen te weerstaan en ons te blijven richten op waar het werkelijk om draait: onze innige band met Christus. Schroom niet daarvan te getuigen, in de Veertigdagentijd en daarbuiten: “Want als uw mond belijdt, dat Jezus de Heer is, en uw hart gelooft, dat God Hem van de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden. Het geloof van uw hart brengt de gerechtigheid en de belijdenis van uw mond het heil” (Rom. 10, 9-10).

Hoop is de grondtoon
De Veertigdagentijd is in het bijzonder de periode om ons te verzoenen met de barmhartige God die ons met open armen staat op te wachten (vgl. de parabel over de verloren zoon Lc. 15,11-32). Het is de tijd bij uitstek om ons geloof te voeden en te versterken: “Hij zegt immers: Op de gunstige tijd heb Ik u verhoord, op de dag van het heil ben Ik u te hulp gekomen. Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil” (2Kor. 6,2). Dit jaar valt de Veertigdagentijd bovendien in een Heilig Jaar, een Jubeljaar waaraan paus Franciscus als thema heeft gegeven: ‘Pelgrims van Hoop’. Paus Franciscus benadrukt dit jaar in zijn boodschap voor de Veertigdagentijd dan ook: “Laten we in deze Vastentijd samen op weg gaan in hoop, want ons is een belofte gegeven. Moge de hoop die niet teleurstelt (vgl. Rom. 5,5), de centrale boodschap van het Jubeljaar, het middelpunt zijn van onze vastenreis naar de overwinning van Pasen.”
De hoop waarover de paus schrijft, is de grondtoon van ons christelijk bestaan. Soms hebben we moeite om deze toon te horen, door de omstandigheden waarin we verkeren. Dan wordt de hoop bijvoorbeeld overstemd door verdriet of angst – zoals angst om ontwikkelingen op het wereldtoneel. Al drie jaar duurt de oorlog in Oekraïne en ook op andere plekken in de wereld is vrede nog ver te zoeken. Alle zorgelijke berichten over geopolitieke kwesties kunnen als een ‘muur van negatieve geluiden’ de hoop overstemmen.
Maar ook ons persoonlijk leven kan ervoor zorgen dat we de toon van de christelijke hoop niet goed horen. In zijn boek ‘Levend geloof’ uit 1939 schrijft Romano Guardini over ons wankele bestaan onder meer: “Alles verandert en vervalt. Wij tobben over de zin van ons bestaan en begrijpen deze niet. Wij zien wel datgene wat wij zouden moeten zijn, maar brengen het niet tot stand.” Getekend door alle menselijke en wereldse tekortkomingen, versterkt door een seculiere samenleving waarin het christelijk geluid vaak niet gewaardeerd wordt, kan het moeilijk zijn om de hoop levend te houden.

Veertigdagentijd als stemvork
De christelijke hoop is van een andere orde dan hoop op een beter leven hier op aarde. De christelijke hoop is gestoeld op de definitieve overwinning op de zonde en de dood, voor ons behaald door Christus langs de weg van zijn kruisdood en verrijzenis. Guardini: “Wat de christelijke hoop karakteriseert is ‘het hopen tegen alle hoop in’. Zij doet dit omdat haar oorsprong niet in deze wereld gelegen is, maar in het geloof.” De Veertigdagentijd kan fungeren als een soort stemvork waarmee we ons angstige en door de verleiding van het kwaad vaak wankele innerlijk weer afstemmen op de christelijke hoop die we met Pasen vieren. Ook daarom is het goed om elk jaar weer de Veertigdagentijd zo intens en oprecht mogelijk te beleven. Als individu ontwikkelen we ons voortdurend en breekt er steeds een andere levensfase aan. Daardoor kan een sterke tijd als de Veertigdagentijd elk jaar een ander diepte aanboren in ons geloofsleven.
De Veertigdagentijd geeft dit jaar – juist dit Jubeljaar – wederom alle kans om ons intensief voor te bereiden op het Hoogfeest van Pasen. Dit is een weg van vallen en opstaan, van falen en vergeven worden, van stilstaan en groeien. Zoals Paulus schrijft aan de Filippenzen: “Laten wij in ieder geval op de ingeslagen weg voortgaan.” We gaan deze weg gedurende de komende veertig dagen voorafgaand aan Pasen – en heel ons leven – waarin we toeleven naar onze thuiskomst in het Hemelse Jeruzalem.

Ik wens u een gezegende Veertigdagentijd toe, onze voorbereiding op het Hoogfeest van Pasen, de verrijzenis van onze Heer

+ Willem Jacobus kardinaal Eijk,
Aartsbisschop van Utrecht

Utrecht, Aswoensdag 5 maart 2025