Ommen

JOHANNES – een meditatie voor Advent

Een mens staat op – Johannes is zijn naam, een stem die roept in de woestijn.

Nee, niet hij was het licht, maar hij kwam om te getuigen van het licht.

Het licht dat in hem kwam, deed hem getuigen van het licht: het licht dat in hem kwam.

Er staat een mens op om te getuigen van het licht dat in hem kwam.

Want hij moest getuigen, getuigen van dat licht. Een mens staat op en spreekt.

Hij spreekt een woord van licht, licht van de Levende in wie geen dood of duisternis bestaat. Vanwege dat goddelijke licht staat die mens op – Johannes was zijn naam –

om het woord van licht te spreken, midden in de woestijn van het leven. Zijn spreken getuigde van Hem die licht is. Hij moest wel getuigen – hij kon niet anders.

En ze kwamen naar hem toe, van heinde en van ver, tot van sint-juttemis kwamen ze naar hem toe, naar hem die getuigde van het licht. Ze dromden samen rond deze vonk van licht in de duisternis van de doodswoestijn. En zij drongen bij hem aan en vroegen hem: “Wie denk jij wel die je bent? Jij daar in je pij? Elia soms? Of de grote profeet die komen zal? Wie denk jij eigenlijk wel die je bent, kamelenman?”

Nee, nee!” sprak hij, “Elia ben ik niet, noch profeet of grote koning, geen bisschop en geen paus, geen imam of een rabbijn. Johannes is mijn naam: ik ben niet waardig om Zijn sandalen los te maken! Ik ben opgestaan om te getuigen, te getuigen van het licht.

Een woord in de woestijn ben ik – de woestijn die woest en ledig is.

Een woord van ‘daar zij licht!’, een woord van een nieuw begin: “En daar was licht!”

Johannes getuigde van het licht, zoals leven getuigt van water in de woestijn en fluistert dat de steppe eens zal bloeien als een roos! Er stond een mens op voor een nieuw begin. Sta jij op? – sta ik op? Om – net als hij – te getuigen van het licht?

Om elkaar het leven toe te spreken? Ben jij het soms? – ben ik het soms?

Johannes sprak: “Nee, niet Hem ben ik, niet Hem die komen zal! Ik ben maar een stem in de woestijn, ééntje die roept om licht en léven! Nee, niet ik ben Hij die komen zal – God bewaar me! Ik maak slechts paden vrij, want de weg moet recht voor Hem die haastig komen zal, Hij, die het licht is van ons leven.” Want Hij die IS, is Hij die KOMT. ZIJN is KOMEN en wat IS, KOMT onherroepelijk aan het licht. Dat is, wat leven is!

Johannes getuigt van het licht, dat IS en KOMEN gaat, als water dat woestijnen drenkt en de steppen bloeien laat! In Hem komt Hij nu al aan het licht die het licht des levens is.

Maar zij die hem verdrongen, de mannen van het heilig zwijgen, zij riepen maar: “Wie denk jij dat je bent!” en “Waar haal je het vandaan? Jij met je water in de woestijn en je steppe die zal bloeien! Jij met je praatjes over licht in woestijnen van het leven.”

Zo spraken de mannen van het heilig zwijgen, de mannen van de duisternis, de mannen met de dood op hun gezicht…

Johannes gaf hen ten antwoord: “Gij kent Hem niet, Die na mij komt, Die groter is:

Messias, grote Koning, Elia en Profeet, de Komende, Gij kent hem niet!

Want ik ben Hem niet, – natuurlijk niet – ik ben slechts een roepende in de woestijn die wil getuigen van het licht dat leven is, getuigen van de Komende die WAS en die IS en KOMT. Midden onder u staat Hij die gij niet kent, Hij die voor mij IS en die na mij KOMT. Midden onder U staat Hij en Gij kent Hem niet?”

Er stond een mens op.

Johannes was zijn naam.

God is genadig!

Joop Butti